19 DECEMBER 1932. 761 korten termijn te leenen, ten einde de crisislasten over een tiental jaren te verdeelen. Men zou dan wél de groote werken kunnen tot stand brengen van welker uitvoering men thans zoo noode moet afzien. Spr. begrijpt niet, waarom de heer Van Mierlo het zoo verschrikkelijk vindt desnoods het dubbele van het steunbedrag voor productief werk uit te geven. Het is toch altijd nog beter dan steun uit te keeren, waaraan noch de Gemeente, noch de belanghebbende, uit moreel oogpunt beschouwd, iets heeft. Nu heeft de Voorzitter wel gezegd, dat Burgemeester en Wethouders zooveel moge lijk van die werken „pro memorie" in de begrooting hebben opgenomen, doch Spr. hecht daaraan niet zooveel waarde, gezien de ervaring in vorige jaren met memorie-posten op gedaan. Wethouder Van Mierlo heeft Spr.'s partijgenoot G r u ij s vergeleken bij C h a n t e c 1 e r, die zich verbeeldde, dat door zijn gekraai de zon opging. Naar aanleiding hiervan zou Spr. den heer Van Mierlo willen vragen: Verbeeldt U zich soms de zon te zijn en zijn wij, overige leden der socialistische fractie, in Uw oogen dan misschien de kippen zonder kop? Ondanks alles, valt nu eenmaal niet te ontkennen, dat zooals de heer Gru ij s heeft opgemerkt vele zaken, op de totstandkoming waarvan wij in den loop der jaren telkens hebben aangedrongen, er op den duur toch komen. Er zal natuurlijk altijd wel iets tegen ons aan te voeren zijn te dien opzichte, zegt Spr., vlei ik mij niet met de hoop, dat dit verbeteren zal doch desondanks zullen wij op den zelfden weg voortgaan met ons best te doen om datgene gedaan te krijgen, wat wij in het belang der gemeenschap achten. Terugkomende op de demonstratie van 7 Augustus j.l., zegt Spr., dat de opmerking van den Voorzitter, dat die 25.000 betoogers met hun geschreeuw de klanken van het carillon overstemd zouden hebben, onjuist is, want het carillon-concert v/as gevraagd voor de honderden genoodigden, die den avond vóór de betooging in „Concordia" bijeenkwamen. Bij derge lijke bijeenkomsten van volgens de inzichten van den Voor-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 761