76 9 FEBRUARI 1932. Spr. heeft in eerste instantie niet gesproken over het na- deelig saldo van 1931, in de verwachting, dat dit wel bij de verdediging van het voorstel door den Voorzitter te berde zou komen, doch daar dit niet gebeurd is, zou hij alsnog willen opmerken, dat, volgens het financieel verslag over 1931, er een tekort was van ongeveer ƒ200.Daar er nu in den regel geen hoogere subsidie wordt gegeven dan strikt noodig is, zou ik willen vragen: Waarom stellen Bur gemeester en Wethouders bij een tekort van slechts 200. een subsidie-verhooging voor van 500. Wethouder VAN BUITENEN verklaart, niet aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders te hebben mede gewerkt, omdat hij het niet gewenscht achtte in de huidige omstandigheden een precedent tot subsidie-verhooging te scheppen. Spr. zal hier hetzelfde standpunt innemen. De VOORZITTER antwoordt den heer Broos, dat de Vereeniging haar plannen voor het komende jaar geruimen tijd te voren moet maken: daarbij moet zij rekening houden met de financieele middelen, waarover zij te beschikken heeft. Ditmaal is de begrooting, gebaseerd op een gemeentelijke subsidie van 1000.met moeite sluitend gemaakt. Men behoort zich in deze af te vragen: Heeft de gemeente waar voor haar geld? Het is nu eenmaal een feit, dat, als „Breda- Vooruit" er niet was, de gemeente allicht meer dan 1000. per jaar zou hebben uit te geven, omdat zij dan al het nut tige werk, door die Vereeniging verricht, zelf zou moeten doen. Het argument van den heer Van Buitenen gaat, naar het voorkomt, in dit bijzonder geval niet op; het betreft hier immers een soort semi-overheidswerkzaamheid. Zonder verdere bedenkingen wordt daarop conform het voorstel van Burgemeester en Wet houders besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 76