788
20 DECEMBER 1932.
is dat een groot bezwaar. In de stallen zijn ongelukken
gebeurd, welke gelukkig goed zijn afgeloopen; het vee is
al eens losgebroken. Ik zou niet graag in den stal geweest zijn,
als tusschen het losgebroken vee een stier had gestaan. Nu
zeggen Burgemeester en Wethouders wel, dat buitengewone
omstandigheden oorzaak zijn, dat de veestallen op dit oogen-
blik te klein blijken, doch dat dit geen reden is om tot uit
breiding over te gaan en dat overigens in ruimer stallings
gelegenheid op andere wijze is voorzien. Ik heb echter ver
nomen, dat men voor die andere stallingsgelegenheid moet
betalen.
Vervolgens, Mijnheer de Voorzitter, kom ik op de kwestie
der bloeddrogerij. Toegegeven wordt, dat de inrichting
slechts kort werkt; van het rendabel zijn dezer drooginrich-
ting is echter geen sprake. Het product is door omstandig
heden waardeloos, zoodat er thans geen baten, doch lasten
te boeken zijn. Ook is aan het bedrijf een destructor ver
bonden, welke 25000.heeft gekost. Ik kan mij niet her
inneren. dat de Raad daaraan zijn medewerking heeft ver
leend; niettemin is de inrichting er en zij is dagelijks in
gebruik.
Is Burgemeester en Wethouders de aanschaffing van een
destructor bekend? Zoo ja, wil het College dan de kosten
daarvan mededeelen?
Thans, Mijnheer de Voorzitter, kom ik op den vleesch-
keuringsdienst voor de buitengemeenten. Ik heb gehoord, dat
ter zake voorstellen aan de kringgemeenten zijn gedaan. Hierin
is de betrokken Raadscommissie niet gekend en ook de Raad
weet daarvan niets. Ik verzoek U, Mijnheer de Voorzitter,
daarom de aan die gemeenten gedane voorstellen over te
leggen aan den Raad; de Raad toch gaat het contract met
de buitengemeenten aan. Ook heb ik vernomen, dat de gel
dende regeling met drie maanden is verlengd, eveneens buiten
voorkennis van den Raad. Ik dring er daarom op aan, den
Raad te kennen in het verder verloop dezer aangelegenheid.