20 DECEMBER 1932. 793 Overbeek, die grif moest toegeven, dat deze heffing onrecht vaardig was. De keuring geschiedt op het slachthuis. De Vleeschkeu- ringswet kent dit nader onderzoek; daartegen is ook geen bezwaar, In Breda wordt 4 cent per K.G. geslacht gewicht geheven; als men datzelfde vleesch den anderen dag invoert in een anderen keuringskring, dan moet men daarvoor opnieuw invoerkeuring betalen. In de meeste gemeenten bedraagt die invoerkeuring \x/2 a 2 cents; hier is dat tarief dus veel te hoog. Het slot van het prae-advies bevat een argument met het oog op de buitengemeenten. Wordt daar reeds een tarieven- oorlog voorspeld? Mijnheer de Voorzitter, gesteld, dat met de buitenge meenten geen overeenstemming wordt bereikt en dat Princen- hage een aparten keuringskring in het leven roept, en men daardoor een tarieven-oorlog begint, dan zal dit tot een toe stand leiden, die ik in aller belang, niet wensch. Resumeerende, kom ik tot de conclusie, dat een invoer- keurrecht van \]/2 cent per K.G. voldoende is, zoodat ik hoop, dat mijn voorstel wordt aangenomen en in overeen stemming daarmede een invoerkeurrecht wordt geheven van 15 cent per 10 K.G. De heer KUIJLAARS zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter, Verlaging van tarieven en winst uit de bedrijven is al zeer dikwijls aan de orde geweest, voornamelijk met betrek king tot de lichtbedrijven en waterleiding. Principieel heeft de Raad zich al meermalen uitgesproken, dat hij er voor is om een behoorlijke winst te bepalen naar gelang van de grootte der bedrijven, indien de tarieven niet te hoog zijn in vergelijking met die in andere plaatsen. Mijnheer de Voorzitter, als dit voorheen het standpunt was van den Raad, dan is het toch op dit oogenblik zeker ge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 793