20 DECEMBER 1932.
799
dacht zuilen besteden; dat is de bedoeling van de voorlaatste
alinea van ons prae-advies.
Wethouder VAN BUITENEN wijst er op, dat de uitroep
van den heer Haaiman, dat van het slachthuis een winst
object wordt gemaakt, onjuist is. Een winstraming van
21.500.op een bedrijf dat 600.000.heeft gekost, mag
matig worden genoemd. De heer Haaiman zal de camou
flage der cijfers moeten bewijzen.
Spr. zal thans zijn meening zeggen over het voorstel van
den heer Haaiman tot vermindering der tarieven. Door
het voorstel loopen de ontvangsten met ongeveer 13.000.
terug; deze som wil Spr. niet prijs geven, zeker niet, nu het
noodzakelijk is gebleken de verschillende subsidies te ver
lagen om de begrooting sluitend te maken. Burgemeester en
Wethouders hebben het ook niet prettig gevonden bedoelde
subsidies te verminderen, doch het moest; in dit verband is de
vermindering der slachthuisrechten ontoelaatbaar.
Spr. ziet geen verschil met de andere bedrijven; de slacht
huisrechten worden op de consumenten verhaald, zooals ook
gas en electriciteit door de verbruikers worden betaald.
De heer HOUBEN merkt op, dat niet de slagers, doch de
consumenten de keurloonen enz. betalen. Spr. begrijpt ook
niet, dat men de begrooting van het slachthuis niet zou mogen
beschouwen in verband met den financieelen toestand der
gemeente. Zou men den heer Haaiman volgen, dan is men
spoedig toe aan de 80 opcenten op de fondsbelasting en daar
mede is de autonomie van den Raad weg, waarvan toch de
heer Haaiman zulk een groot voorstander is.
De heer HAALMAN merkt op, dat de argumenten van
den heer H o u b e n geen hout snijden. De autonomie der ge
meente en 80 opcenten op de fondsbelasting worden er on-
noodig bij te pas gebracht, omdat de geraamde winst van
21.250.toch wordt bereikt. Het evenwicht der begrooting
wordt daardoor niet gestoord.
Spr. zal thans enkele gecamoufleerde posten noemen.