22 DECEMBER 1932.
807
noodig, dat de Raad in die richting een voorbeeld geve. Het
liefst zou Spr. de presentiegelden voor het bijwonen der
raadsvergaderingen geheel Jaten vervallen, maar aangezien
daartegen min of meer gegronde bezwaren bestaan, wil Spr.
overgaan tot het doen van een tusschenvoorstel, luidende als
volgt:
,,Ik heb de eer voor te stellen de presentiegelden voor de
„raadsleden te verminderen met 1.per lid en per zitting."
De VOORZITTER vraagt, of dit voorstel voldoende
wordt gesteund.
Dit niet het geval zijnde, kan het geen onder
werp van beraadslaging uitmaken.
De heer HAALMAN: Een zachte dood!
Wethouder VAN BUITENEN wenscht het voorstel alsnog
te ondersteunen.
De VOORZITTER vraagt, of een der leden het woord
over het thans voldoende ondersteunde voorstel verlangt.
De heer HAALMAN wil er gaarne iets over zeggen. Feite
lijk was de conclusie reeds getrokken en was het voorstel
reeds een zachten dood gestorven. Nu het echter door den
steun van den heer Van Buitenen nog eenig leven is
ingeblazen, wil Spr. beginnen met te constateeren, dat het
financieel voor de Gemeente zonder beteekenis is. Zeer
maximaal zou het een bezuiniging opleveren van 400.
per jaar. Principieel heeft het echter een niet te onderschatten
beteekenis. In de eerste plaats moet de vraag gesteld worden:
Zijn de presentiegelden thans te hoog? Spr. beantwoordt die
vraag ontkennend, omdat aan het raadslidmaatschap tegen
woordig zeer veel vastzit, namelijk niet alleen het bijwonen
van de gewone raadszittingen, maar ook van de vergaderingen
van afdeelingen en diverse commissies; men moet daarvoor