22 DECEMBER 1932.
810
De heer MABELIS geeft toe, dat voor de raadsleden, zoo
dezen al schade lijden, die toch niet groot zal zijn. Maar dat
neemt niet weg, hetgeen de heer Haaiman heeft aange
voerd, n.l. dat men voor het lidmaatschap van den Raad
kosten moet maken. Of men als vergoeding voor die kosten
5.of 6.ontvangt, maakt echter maar een klein
verschil. Spr. wil dan ook ter wille van de moreele beteekenis
wel in een verlaging van 1.berusten, ofschoon hij het
financieel voordeel voor de Gemeente van geen belang acht.
De heer KOOIJMAN heeft zooeven hooren zeggen, dat er
in dezen Raad slechts twee personen waren, die door loon
derving schade zouden lijden. Dat zal wel niet geheel juist
zijn. Persoonlijk heeft Spr. ook schade, doordat deze begroo-
tingsdebatten hem vier dagen extra-verlof kosten.
De heer HAALMAN is van meening, dat het van geen of
weinig belang is, of er nü slechts twee leden schade lijden.
De samenstelling van den Raad is voortdurend aan verande
ring onderhevig. De presentiegelden mogen niet zóó laag
worden gesteld, dat iemand ze als een bezwaar tegen het
lidmaatschap kan beschouwen. Het gevaar zou dan kunnen
ontstaan, dat de Raad eenzijdig zou worden samengesteld.
Den heer V a n M i e r 1 o antwoordt Spr., dat het wel zeer
moeilijk zal zijn, precies uit te rekenen, hoe groot ieders
schade is. Maar ligt het wel op den weg van den Raad, dit
zoo precies uit te rekenen? Spr. wil wel zeggen, dat hij per
soonlijk in een jaar meer geld uitgeeft voor boeken en tijd
schriften dan het presentiegeld bedraagt.
Wethouder VAN MIERLO merkt op, dat hetgeen de heer
K o o ij m a n zegt, niet juist kan zijn. Men moet goed onder
scheid maken tusschen een geleden geldelijke schade en het
beschikbaar stellen van vrijen tijd. Met het laatste heeft het
presentiegeld niets te maken.
De heer BROOS antwoordt hierop, dat de Wethouder
blijkbaar niet bekend is met de arbeidsvoorwaarden, zooals die