812 22 DECEMBER 1932.
De VOORZITTER deelt mede, dat, naar aanleiding van
vorige debatten, deze zaak nauwkeurig is onderzocht. Er is
toen gebleken, dat het aanbrengen van een voldoend aantal
zitplaatsen op ernstige bezwaren stuitte. Eén rij banken zou
wel gaan, maar daarmede is het publiek geenszins afdoende
geholpen. Voor meerdere rijen banken zou men, in technischen
zin gesproken, een opstand" moeten maken, zoodat de
banken amphitheatersgewijze zouden komen te staan. Daar
voor is echter de plafondhoogte vrij gering.
Het blijkt echter, dat ook zonder zitplaatsen de tribune
voldoende aantrekkingskracht heeft op het publiek. In het
belang van de toehoorders zelve wordt het aantal luisteraars
eenigszins beperkt, zoodat de aanwezigen er zeker van zijn,
de debatten te kunnen volgen. Dit zou niet het geval zijn, als
men het aantal personen, dat wordt toegelaten, te hoog
opvoerde.
Wat betreft de accomodatie van publieke tribunes in andere
openbare gebouwen, is het Spr. bekend, dat b.v. in 's Lands
vergaderzaal, de Tweede Kamer, en ook in vele andere raad
zalen, geen zitgelegenheid op de gewone tribune aanwezig is.
Den heer COHEN is dit bekend, voor wat de tribune van
de Tweede Kamer betreft. Echter weet de Voorzitter zelf
ook heel goed, dat het zeer eenvoudig is een introductie te
bekomen, welke wèl recht geeft op een zitplaats. De verge
lijking van den heer Van Keep met de rechtszaal gaat
niet op. Daar komt het publiek alleen uit nieuwsgierigheid.
Hier naar de raadzaal komt men uit belangstelling voor en
als teeken van medeleven met de gemeentezaken.
Spr. kan niet begrijpen, waarom het aanbrengen van zit
plaatsen technisch onmogelijk zou zijn. Hij is ervan overtuigd,
dat de dienst van Openbare Werken met eenigen goeden wil
een bevredigende oplossing zal weten te vinden. Het behoeven
geen stoelen met kussens te zijn; met eenvoudige houten
banken is reeds aan Spr.'s wensch voldaan.
De opmerking van den Voorzitter, dat ook in andere raad
zalen de publieke tribune zonder zitgelegenheid is, moet Spr.