22 DECEMBER 1932. 827 De heer HAALMAN zegt, dat, als waar is wat de heer Van M i e r 1 o zegt, de S.D.A.P. in deze geheele zittings periode geen enkel voorstel en geen enkele motie meer be hoeft in te dienen. Van den heer Van Buitenen heeft Spr. nog geen be vredigend antwoord ontvangen, in het bijzonder nog niet de verklaring, dat het College vasthoudt aan het principe, in de nota van Burgemeester en Wethouders ontwikkeld, zoodat bij subsidieverlaging alle vereenigingen daardoor zullen wor den getroffen. Spr. vreest, dat men straks telkens zal trach ten voor een bepaalde vereeniging het volle subsidie te be houden. In dit verband betreurt Spr., dat het praeadvies op het verzoek van het R.K. Lyceum tot verhooging van sub sidie nog niet is verschenen, hoewel dat was beloofd. Alleen als een principiëele behandeling van dit subsidie- vraagstuk gewaarborgd is op den voet van de nota van Burgemeester en Wethouders, zal Spr. zijn tegenstand laten varen. Nóch de heer Van Buitenen, nóch de heer Van d e V e n hebben zich echter daarover positief uitgesproken. Spr. vraagt daarom nogmaals, hoe Burgemeester en Wet houders tegenover incidenteele voorstellen staan. De heer VAN DE VEN zegt zich wel positief te hebben uitgesproken. Alleen die vereenigingen wenscht Spr. te steunen, welke noodzakelijk zijn en niet kunnen worden ge mist. Alleen in het geval een vereeniging met den toegezeg den steun niet zou kunnen rondkomen, wil Spr. zich zijn standpunt voorbehouden. Wethouder VAN BUITENEN blijft vasthouden aan het standpunt, dat in de nota is uiteengezet, en dringt er op aan, dat de Raad dit standpunt zal overnemen. Men verbindt er zich daarmede echter niet toe om in den loop van het jaar geen enkelen subsidiepost meer te verhoogen of verlagen. De VOORZITTER wijst erop, dat, bij het voorbeeld van den heer Broos, de volksconcerten, de verlaging op een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 827