830 22 DECEMBER 1932. minst schade voor den dienst medebrengen en het minst pijnlijk voor de betrokkenen moeten worden geacht. Ik wil gaarne aannemen, dat deze politiecursus nut af werpt, ik wil zelfs erkennen, dat die noodig is om een op de hoogte van zijn tijd staand politiecorps te behouden. Maar daarmede is naar mijn meening deze post niet gerecht vaardigd. Volgens Burgemeester en Wethouders zijn er twee rede nen voor het handhaven van dezen post: le. de personen, die onderwijs geven, moeten daarvoor een speciale studie maken: 2e. zij moeten daarvoor vrije uren beschikbaar stellen. Om met het laatste te beginnen. Indien inderdaad gere geld vrije uren beschikbaar moeten worden gesteld, zou er aanleiding zijn daarvoor een geldelijke vergoeding uit te keeren. Maar, nu zou ik willen vragen: is er wel eens ern stig geprobeerd dat onderwijs binnen den diensttijd te ge ven? Of wordt het beschouwd als een welkome bijverdienste, die men als vanzelfsprekend buiten de diensturen houdt? En nu de speciale studie. Ik stel mij voor, dat op deze cursussen aan de agenten niets anders zal worden geleerd dan datgene, waarvan de kennis ook voor de hoogere politie ambtenaren van belang is en waarvan zij zich, om hun taak naar behooren te kunnen vervullen, op de hoogte moeten stellen. En nu weet ik wel, dat men om onderwijs te kunnen geven eigen kennis meer paraat moet houden, maar wij mo gen toch van deze ambtenaren verwachten, dat zij dat ook zonder een dergelijken prikkel zullen doen. Dat voor het ge ven van deze lessen een speciale studie noodig is, d.w.z. een studie buiten wat voor de goede vervulling van eigen werk kring te pas komt, kan ik mij nog niet voorstellen. Waarbij dan nog komt, dat het voor deze ambtenaren een eere moet zijn een goed onderlegd politiecorps onder zich te hebben. Er is ook nog zoo iets als arbeidslust en ik geloof, dat die ook bij onze politie-ambtenaren aanwezig is die gelukkig niet altijd in een aantal guldens moet worden gewaardeerd. Mijnheer de Voorzitter. Ik herhaal: is het noodig verder te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 830