840 22 DECEMBER 1932. zal het mij zijn, indien het College in deze richting blijft voort gaan. Een enkele vraag zou ik toch willen stellen, Mijnheer de Voorzitter. In de vergadering van 17 November j.l., welke ge deeltelijk geleid werd door den heer Wethouder Van Bui tenen kwam onder punt 5 der agenda een schrijven voor van de Gedeputeerde Staten, houdende vernietiging van het raads besluit van 16 Maart 1932, betreffende de onbewoonbaar verklaring van woningen aan den Bredascheweg, z.g. Klein- Buitenveld. Door mij is toen verzocht, tegen dit besluit van de Gedeputeerde Staten in beroep te gaan bij de Kroon om te trachten alsnog gedaan te krijgen, dat genoemd raads besluit wordt gehandhaafd, daar dit volgens mij geen woningen zijn. Mijn bezwaren tegen deze panden heb ik toen genoemd. Ik zou nu willen vragen, Mijnheer de Voorzitter, in welk stadium verkeert thans die zaak; zijn er reeds maatregelen hieromtrent genomen? De heer VAN HOUTEN verzoekt te worden ingelicht over hetgeen Burgemeester en Wethouders gedaan hebben en van plan zijn met de beide woningen aan de Maasstraat, hoek IJsselstraat. Spr. heeft gezien, dat er door het uitbreken van muren één woning van gemaakt is en vraagt, waarom dat ge daan is zonder voorkennis van den Raad. Aan het nu ontstane perceel schijnt geen behoefte te bestaan, want het is reeds geruimen tijd ongebruikt. De jeugd heeft het in bezit genomen, met het gevolg, dat er geen ruit meer heel is en op allerlei wijzen beschadigingen plaats hebben. Spr. betreurt het, dat dit perceel renteloos staat en verzoekt een spoedige regeling yan deze aangelegenheid. De heer KOOIJMAN zegt in de afdeelingsvergadering een vraag over huurverlaging te hebben gesteld, welke in het Cen traal Rapport niet duidelijk tot uitdrukking is gekomen, zoo dat Burgemeester en Wethouders in hun Memorie van Ant woord dan ook geen antwoord daarop konden geven. Het is Spr.'s bedoeling geweest een lans te breken voor de menschen,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 840