864
22 DECEMBER 1932.
zoodanig zijn, dat zij aan de R. Katholieken aanstoot geven,
heeft niet opgehouden. Bij onderzoek toch is gebleken, dat
van 1 September 193130 September 1932 nog 10 films zijn
vertoond, die door de Katholieke Film-Centrale zijn afge
keurd, en dit, terwijl de Bioscoopbond wist, dat hier een
onder-toezicht-stelling aan de orde was. En, Mijnheer de
Voorzitter, wanneer ik zeg, dat door die films de R. Katho
lieken geërgerd zijn, dan is dit wel juist, maar niet volledig,
want ik meen te mogen zeggen, dat niet alleen de R. Katho
lieken daardoor geërgerd zullen zijn, doch allen, die meenen,
dat ook in dit opzicht de Christelijke beginselen behooren in
acht genomen te worden en ook alle menschen, die van oordeel
zijn, dat achterwege behoort te blijven het vertoonen van
films, die een of anderen godsdienst kwetsen of de zedelijk
heid niet in acht nemen. Daar zit het verschil ook niet in;
dat zit hem in het uitgangspunt: de een wil een regeling
van overheidswege, de ander niet.
Nu niettemin het vertoonen van aanstoot gevende films in
ruim een jaar nog tienmaal heeft plaats gehad, kan ik het
met mijn verantwoordelijkheid niet meer overeenbrengen, de
oplossing der zaak nog langer uit te stellen; daarom zal ik
aan den Raad een ontwerp-besluit voorleggen, waardoor ook
voldaan wordt aan Uw verlangen, uitgesproken in de ver
gadering van 30 April van het vorige jaar, om het gevoelen
van den Raad in deze zaak te kennen.
Het eerste deel daarvan luidt:
„De Raad der gemeente Breda, overwegende, dat het wen-
„schelijk is maatregelen te nemen om te voorkomen, dat in
„de bioscopen aanstootelijke en ergernis gevende films worden
„vertoond;
„besluit:
„lo. Burgemeester en Wethouders uit te noodigen spoedig
„bij den Raad een voorstel in te dienen, waardoor het ver
toonen van zulke films wordt voorkomen, hetzij door onder-
„handsche afspraak met de bioscoophouders, dat zij geen
„films zullen vertoonen, die door de Katholieke Filmcentrale