22 DECEMBER 1932. 865 „zijn afgekeurd, hetzij door een verordening, waarbij het „vertoonen van zulke films wordt verboden." U ziet, Mijnheer de Voorzitter, ik wil niet meer regelen dan noodig is, maar ik moet er zeker van zijn, dat het ge regeld wordt. Ik heb daaraan nog een tweede punt toegevoegd, namelijk: ,,2o. de gemeente Breda met ingang van het eerstvol- „gende boekjaar te doen toetreden tot de Vereeniging van „Noord-Brabantsche en Limburgsche gemeenten voor gemeen- „schappelijke filmkeuring, gevestigd te Eindhoven." Voor de motiveering daarvan zou ik kunnen verwijzen naar hetgeen ik daaromtrent het vorige jaar gezegd heb. Inderdaad acht ik die toetreding noodzakelijk. Die Vereeni ging toch heeft aan de Vereeniging „Katholieke Film- Centrale" de nakeuring opgedragen en nu gaat het niet aan, dat wij op het werk dier Vereeniging zouden gaan parasi teeren. Ik weet, dat dit ook niet de bedoeling van Burge meester en Wethouders is; immers, het College van Burge meester en Wethouders heeft in 1931 voorgesteld aan de K.F.C. een halve cent per inwoner uit te keeren. Echter zou hierdoor niet alle parasiteering voorkomen worden, want de Vereeniging van Zuidelijke Gemeenten vraagt van de aan gesloten leden cent, dus x/± cent per inwoner meer. Maar dit daargelaten. Het is bekend, dat de Bioscoopbond het niet-aangesloten- zijn van Breda uitspeelt om aan te toonen, dat ons Gemeente bestuur de nakeuring niet noodig acht; dit dient m.i. te worden voorkomen en integendeel dient aan de Zuidelijke Vereeni ging een steun in den rug gegeven te worden om goed te laten uitkomen, dat ook te Breda ergernis gevende films niet worden gewenscht. Maar bovendien, Mijnheer de Voorzitter, wanneer wij werk aan een ander opdragen, dan moeten wij ook kunnen zeggen, hoe wij dat werk wenschen. Ik acht het niet voldoende, zonder meer aan de K.F.C. over te laten, hoe zij keuren zal; wij moeten daarop zelf invloed kunnen uitoefenen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 865