22 DECEMBER 1932.
867
van is destijds besproken in het prae-advies van Burgemeester
en Wethouders op de motie-E 1 i c h. Treedt men niet toe,
dan is het niet weg' te cijferen, dat men indirect van de
verrichtingen der Katholieke Film-Centrale profiteert, tenzij
men aan deze rechtstreeks een bedrag toezegt. Het lijkt Bur
gemeester en Wethouders dan ook wel gewenscht, indien
men eenmaal deze nakeuring wil doorvoeren, zich aan te
sluiten bij die Vereeniging. Het College heeft geen bezwaar
voor de kosten, aan het lidmaatschap verbonden, een post
op de begrooting uit te trekken.
De heer HAALMAN zegt, dat hij en zijn fractiegenooten
in de veronderstelling verkeerden, dat er een eenvoudige
vraag zou worden gesteld omtrent de filmnakeuring; zij waren
niet voorbereid op een debat over deze aangelegenheid en
verzoeken mitsdien de verdere behandeling daarvan aan te
houden tot een volgende vergadering.
De heer VAN DE VEN merkt op, dat reeds meer dan
een jaar geleden prae-advies is uitgebracht over deze zaak.
De vraag, door hem zooeven gesteld, is inderdaad eenvoudig;
zij luidt: Wil men nakeuring, ja of neen? Zoo ja, dan kan
er ook geen bezwaar tegen zijn om zich aan te sluiten bij
de Vereeniging van Zuidelijke Gemeenten. Spr. ziet dan ook
geen reden om de behandeling van deze aangelegenheid aan
te houden.
De VOORZITTER zegt, dat de heer Van de Ven
toch zal moeten toegeven, dat het verzoek van den heer
Haaiman niet mag worden afgewezen. Laat men de motie
eerst eens goed doen bekijken. Het uitbrengen van een uit
voerig prae-advies daarover is niet noodig; het standpunt van
Burgemeester en Wethouders mag thans als genoegzaam
bekend worden verondersteld. De zaak kan dan in een vol
gende vergadering spoedig worden afgedaan.