870 22 DECEMBER 1932. Hoofdstuk IX. Ondersteuning aan behoeftigen en werkloozen. De VOORZITTER merkt op, dat dit onderwerp in den laatsten tijd zoo herhaaldelijk is bekeken, dat hij een breed voerige beraadslaging daarover niet verwacht. De heer MEIJVIS zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter. Al is het slechts kort geleden, dat hier over de werkloozen- zorg is gesproken, gevoel ik mij toch verplicht zulks bij dit hoofdstuk weer te doen. En zulks terwijl ik weet, dat een groot deel van den Raad en ook Burgemeester en Wet houders over dit onderwerp liefst niet hooren spreken. Ik doe het niettemin in het algemeen belang, want, wanneer straks een groot deel der bevolking wegzinkt tot aan den rand van het pauperisme, is het m.i. een algemeen belang dit te voor komen. Mijnheer de Voorzitter, ik blijf ook nu nog beweren, dat trots de verbeteringen, die in de steunregeling zijn gebracht, deze nooit den toets met die in soortgelijke gemeenten als Breda kan doorstaan. Ten eerste niet wegens den gezins toeslag, welke hier ƒ1.is, terwijl hij in tal van plaatsen 1.30 bedraagt. Ten tweede niet, omdat hier nog altijd niet is toegepast een toeslag op de kasuitkeeringen, hetgeen in tal van andere gemeenten wèl is geschied. Die kwestie nijpt in 1933 in nog sterkere mate dan in voorgaande jaren, ten gevolge van het feit, dat de bondskassen zwak staan, waar door deze genoodzaakt zijn de uitkeeringen in te krimpen. Ten overvloede staat het er hier dan nog zoo bij, dat in tal van gevallen, b.v. bij dubbel-uitgetrokken zijn, niet-verzekerde arbeiders meer inkomen hebben dan verzekerde arbeiders. De heer Van Arendonk heeft zeer terecht bij het afdee- lingsonderzoek op dit feit gewezen. Ook, Mijnheer de Voorzitter, heeft U het tot op heden niet noodig geoordeeld een Crisis-Comité A. in het leven te roepen, iets waartoe U alleen bevoegd bent.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 870