874 22 DECEMBER 1932. Burgemeester en Wethouders toch niet roo veel uitgeven aan steunbedragen en aan werkverschaffing op terrein van het Staatsboschbeheer, waarvoor de Gemeente niets terug ontvangt. Misschien doet zich binnenkort nog weieens een gelegenheid voor om op dit gebied iets op bescheiden schaal te ondernemen. Men kan er van op aan, dat Burgemeester en Wethouders ten deze diligent zijn. Den heer K r o o n e antwoordt Spr., dat Burgemeester en Wethouders altijd het standpunt ingenomen hebben, dat de tegen werkloosheid verzekerde arbeiders ten opzichte van de steunverleening in een voordeeliger positie behoorden te ver- keeren dan de niet-verzekerde. In de practijk is dat ook altijd gebeurd, doch nu heeft men rekening te houden met de voorschriften, welke ten gevolge hebben dat in een periode waarin de verzekerde dubbel is uitgetrokken, hij gelijke uit- keering ontvangt als een niet-verzekerde. Deze voorschriften, welke van Rijkswege omtrent de steunregeling gegeven wor den, kan de Raad niet eenzijdig wijzigen, zoodat, wil men verandering daarin brengen, dit niet anders mogelijk is dan door wijziging van de Rijkssteunregeling. De heer MEIJVIS zegt, dat hij het verwijt van den heer Van de Ven, dat Spr. deze aangelegenheid eenzijdig beschouwt, terugwerpt. Het werkloosheidsvraagstuk is vol gens Spr. een kwestie, waarbij het algemeen belang ten nauwste betrokken is, omdat dit medebrengt, dat er goed voor de werkloozen wordt gezorgd, want met menschen, die aan lager wal geraakt zijn is de gemeenschap toch zeker niet gediend. Spr. vergt niet meer, maar alleen wat tallooze andere, veel armere gemeenten dan Breda reeds lang voor de werkloozen doen. Naar aanleiding van de opmerking van den heer Van de Ven over de kas van het N.V.V. zegt Spr., dat van die zijde al tonnen aan steunbehoevende arbeiders zijn besteed. De heer KROONE verklaart, dat, hetgeen Wethouder Van Buitenen met betrekking tot de niet-verzekerde

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 874