882 22 DECEMBER 1932. dat ik zou zijn afgeweken van de lijn, door mij uitgestippeld bij mijn intrede in den Raad. In de plaats van dat gevraagde bewijs heeft de heer Haaiman getracht er zich met eenige grappen van af te maken. Toen ik ons geacht medelid zoo bezig hoorde over Jan de Bakker, de martelaren van Gorcum en meer andere eenigszins versleten argumenten, waarmede men de verschillen tusschen de Christelijke partijen zoekt op te blazen, dacht ik zoo: inderdaad, de heer Haaiman is te groot voor deze raadzaal; zulke taal spreekt men in de Tweede Kamer. Maar één ding vond ik daarbij niet aardig van ons geacht medelid. Na eerst een verhouding zoo idyllisch te hebben geteekend, een verhouding, die trouwens alleen in de verbeelding van den heer Haaiman bestaat, probeert hij mij onder mijn- duiven te schieten en gaat hij mij zwart maken door tegen de R. K. fractie te zeggen: ,,Die M a b e 1 i s is toch niet de ware broeder voor jullie. Processies op straat? Van hem en zijn partijgenooten krijg je die nooit!" En dan komt het: ,,Maar bij ons Sociaal-Democraten, van mij kunt jullie dat wel krijgen." Nu stem ik direct toe, dat dit ook weer echt Tweede Kamer achtig is: afgeven op de coalitie en ondertusschen vrijen naar de R. K. Staatspartij. Maar, Mijnheer de Voorzitter, hier in den Raad vind ik het niets aardig van den heer Haaiman. Deed een ander zoo iets tegenover de Sociaal-Democraten, ik geloof dat zij dat dan onderkruiperswerk zouden noemen. Mijnheer de Voorzitter, ik heb gisteren herhaald, wat ik reeds bij mijn intrede in den Raad heb uiteengezet, namelijk welke mijn houding zou zijn in principieele en welke in zuiver materieele aangelegenheden. Het staat aan den heer Haai man te bewijzen, dat deze houding door mij niet is aan genomen, dat ik hier niet heb gehandeld als de vertegen woordiger van een zelfstandige partij, dat ik mijn zelfstan digheid heb prijs gegeven om de R. K. fractie na te loopen. Levert hij dat bewijs niet, en dat kan hij niet, dan ontzeg ik den heer Haaiman het recht hier in den Raad een schei-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 882