9 FEBRUARI 1932. 89 is dan ook zaak maar zoo spoedig mogelijk met den aanleg te beginnen. Toch zou ik naar aanleiding van dit voorstel een verzoek tot Burgemeester en Wethouders willen richten. De kennis neming en bestudeering van voorstellen van een dergelijken omvang en beteekenis in de leeskamer leveren toch wel heel veel moeilijkheden op. Men is dan verplicht geheele stukken over te schrijven en als men dan, thuis gekomen, wil gaan combineeren, dan blijkt telkens toch weer iets te ontbreken waarvoor een nieuwe gang naar het Stadhuis noodig zou zijn. Dat wordt dan wel heel moeilijk, maar daar komt nog iets bij. Op de leeskamer ligt slechts één exemplaar. Het is in dit geval voorgekomen, dat ik 's avonds een uur had ge wacht eer ik het stuk in handen kon krijgen. Het was toen echter te laat geworden om met de bestudeering klaar te komen. Den volgenden avond was ik zoo gelukkig de eerste te zijn. Maar, toen zaten weer twee andere leden op mij te wachten. Het behoeft geen nader betoog, dat een dergelijke toestand een belemmering is voor een rustige en grondige bestudeering der stukken. Meermalen is hier in den Raad aan gedrongen op het meer thuissturen bij de leden van de ver schillende stukken. Het kosten-bezwaar schijnt daarbij een belangrijke rol te spelen. Dat is tot op zekere hoogte te bil lijken. Maar, het mag toch niet altijd den doorslag geven en zeker niet, wanneer het afbreuk doet aan de deugdelijkheid van het werk. Ik dring er dan ook bij Burgemeester en Wet houders op aan, dat meer dan tot nu toe het geval is, althans de meest belangrijke en de omvangrijkste stukken den leden zullen worden toegezonden. De heer MEIJVIS heeft de stukken niet geheel kunnen doorlezen en vraagt, of de kosten van aanleg ad 17.50 of 18.altijd geheel en al verloren zijn, b.v. bij verhuizing, of dat zij dan geheel of gedeeltelijk worden gerestitueerd of wel door een ander kunnen worden overgenomen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 89