9 FEBRUARI 1932.
9
Voorzitter: de heer Mr. Dr. W. G. A. VAN SONS-
BEECK, burgemeester.
Secretaris: de heer H. H. JONKERGOUW.
De VOORZITTER opent de vergadering en stelt aan
de orde punt 1 der agenda.
1. Beëediging en installatie van het nieuwbenoemd
raadslid A. C. B. van A r e n d o n k.
De VOORZITTER verzoekt den Secretaris, den heer
Van Arendonk binnen te leiden.
Hieraan voldaan zijnde, worden door den heer Van
Arendonk in handen van den Voorzitter achtereenvolgens
afgelegd de eed van zuivering en de eed van trouw, voor
geschreven in art. 45 der Gemeentewet.
De VOORZITTER wenscht den heer Van Arendonk
daarop geluk met zijn benoeming en verzoekt hem in de
vergadering plaats te nemen.
Waarop de benoemde zitting neemt.
De VOORZITTER houdt alsnu de volgende rede:
Mijne Heeren,
Bij geen terugblik op het vorige jaar en aanvangswoord
voor het nieuwe kon een hartelijker woord tot U en de
burgerij worden gesproken dan thans geschiedt bij het begin
van 1932. Dit vindt zijn oorzaak eensdeels in het feit. dat
1931 mij op geheel bijzondere wijze in de herinnering zal
blijven, wijl dezen zomer de alleraangenaamste verhouding
met het Stadsbestuur, zijn medewerkers in verschillende
schakeering en de ingezetenen in breede lagen op zoo dui
delijke en tot groote erkentelijkheid nopende wijze tot uiting