9 MAART 1933. 101 invloed heeft gehad op het in dergelijke mate samenbrengen van maatschappelijk zwakken, kunnen wij voor dit geval aanleiding vinden om een uitzondering te maken op de hier van de zijde der gemeente gebruikelijke afzijdigheid bij de oprichting van kerken. Consequenties behoeft deze afwijkende gedragslijn niet mede te brengen. Het lijkt ook niet waarschijnlijk, dat een dergelijk sprekend geval zich spoedig zal herhalen. Ten einde de parochie door de eerstvolgende moeilijke jaren heen te helpen, zou de financieele steun uit de gemeentelijke middelen kunnen worden gegeven in dier voege, dat gedurende een periode van zeven jaar jaarlijks een bedrag van 1000ter beschikking van het Kerk bestuur wordt gesteld. Wij hebben de eer Uwen Raad voor te stellen daartoe te besluiten en voor het eerst over het jaar 1933 een bedrag van f 1000.op de begrooting uit te trekken." De heer MABELIS zegt het volgende Mijnheer de Voorzitter. Wanneer ik mijn standpunt tegenover dit voorstel wil verklaren, dan kan ik daarbij niet het prae-advies als uit gangspunt nemen. Mijn meening wordt niet beheerscht door dit aan de orde zijnde concreet geval. Ik wensch dit voorstel te beoordeelen van uit een algemeen gezichtspunt. Wat ik ga zeggen bedoeld dus aan te geven de houding, die de Over heid, naar onze beginselen, tegenover de Kerken, onverschillig welke, krachtens haar roeping behoort aan te nemen. Ik zal mij daarbij niet begeven in wijdloopige beschouwingen over de verhouding tusschen Kerk en Staat, maar mij bepalen tot wat noodig is ter motiveering van mijn houding tegenover dit voorstel. Mijnheer de Voorzitter. Het zal niet noodig zijn te ver zekeren, dat naar mijn meening, de Kerken niet slechts voor de leden daarvan persoonlijk en indirect voor de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 101