104 9 MAART 1933 besloten, dan verdient het m.i. aanbeveling daarvan een afloopende te maken. Dan kan de financieele huishouding der Kerk zich geleidelijk aan den over zeven jaren intredenden toestand aanpassen. Mijnheer de Voorzitter. Ik zeg dit laatste alléén om zoo den weg naar de m i. éénig juiste verhouding tusschen Kerk en Overheid gemakkelijker te maken. In mijn oogenblikkelijke houding ten opzichte van dit voorstel zal een wijziging in den door mij aangegeven geest geen verandering brengen. Ik ben er sterk van overtuigd, dat ik door tegen dit voorstel te stemmen,de waarachtige belangen onzer Christelijke Kerken, die mij na aan het hart liggen, beter dien, dan door mede te helpen deze subsidie te verleenen. De heer HAALMAN legt de volgende verklaring af Mijnheer de Voorzitter. Het zij mij vergund namens onze fractie met een enkel woord onze stem te motiveeren. Zich niet begevende in de principieele vragen, die naar aanleiding van dit prae-advies zouden kunnen worden opgeworpen, meent onze fractie daaraan haar stem niet te kunnen geven, vermits het hier geldt het verleenen van gemeentelijken steun aan een instelling, welke zich niet binnen de grenzen der Gemeente bevindt. De heer VAN DE VEN zegt, dat deze aangelegenheid door de R.K. fractie ernstig is bekeken. Aanvankelijk stond zij afwijzend tegenover deze subsidie-aanvrage, niet alleen wegens den nood der tijden, welke tot bezuiniging dwingt, maar ook omdat zij -evenals de heer Mabejis van oordeel is, dat het niet tot de taak der Overheid behoort, kerken te bouwen. De R. K. fractie staat dus in principe afwijzend tegenover dit verzoek om subsidie. Maar, er kunnen zich omstandigheden voordoen, die het verleenen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 104