106 9 MAART 1933. Da VOORZITTER zegt, dat de opmerkingen van den heer Mabelis alle attentie waard zijn, maar Spr. zou hem toch willen wijzen op twee z.i. minder juiste punten in het betoog. In de eerste plaats schijnt de uitdrukking „belastingdwang" in dit verband niet juist te zijn gebruikt. Hetgeen de heer Mabelis te dien opzichte gezegd heeft, is van toepassing op alle geldelijke maatregelen, waarmede een deel der be volking het niet eens is. Men kan dan echter niet spreken van belastingdwang, maar van een verdeeling der geldelijke lasten naar eer en geweten, waarmede niet ieder het eens is. In de tweede plaats wil Spr. een opmerking maken naar aanleiding van het gezegde van den heer Mabelis, dat de waarde van het kerkgenootschap door het aannemen van een subsidie uit de hand der Overheid zou worden aange tast en dat dit in strijd zou zijn met de roeping der kerk. Spr. wijst er op, dat zich eenigszins hetzelfde voordoet bij de subsidieering van het bijzonder onderwijs. De waarde van dit onderwijs zou misschien ook hooger zijn als het niet met financieele banden aan de Overheid gebonden was, maar principieele bezwaren behoeven te dien opzichte niet te gelden. Voor het geval subsidie wordt toegekend, ontraadt de heer Mabelis het verstrekken van een gelijk jaarlijksch bedrag en beveelt hij het geleidelijk afloopen daarvan aan ten einde na zeven jaren den overgang niet te groot te maken. Dit argument gaat in dit geval niet op, omdat bij een kerk de financiën na zeven jaar op gang gebracht zijn; de noodige gelden kunnen dan vermoedelijk verder op andere wijze worden verkregen. De door Burgemeester en Wet houders voorgestelde regeling is daarom de meest geschikte. De heer Haaiman c.s. schijnt geen principieele bezwaren tegen het verleenen van deze subsidie te hebben, daar hij zich alleen heeft beroepen op het feit, dat de op te richten kerk buiten de grens der Gemeente is gelegen. De plaats van het kerkgebouw doet evenwel niets ter zakehet belang, dat de 700 a 800 armen der parochie, alle inwoners dezer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 106