108 9 MAART 1933. hij en zijn geloofsgenooten streven er juist naar om die zilveren koorden, welke hun kerk aan den Staat binden, los te maken door kapitaliseering. Ook heeft de heer Van de Ven nog de aandacht gevestigd op de mijnstreek, doch ook daar staan de zaken eenigszins anders dan hier men subsidieert daar minder als Overheid dan wel als eigenaar der Staatsmijnen. Bij Leger en Vloot treft men ook op geestelijk gebied financieele banden met den Staat aanook daartegen heeft Spr. nog principieele bezwaren. Hij zal dus om principieele redenen tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen, al kan hij heel goed begrijpen, dat anderen er anders over denken. De heer HAALMAN zegt, dat de Voorzitter en Wet houder Van Mierlo hem blijkbaar niet goed verstaan hebbenSpr. heeft immers in eerste instantie gezegd „Zich niet begevende in de principieele vragen, die naar aanleiding van dit prae-advies zouden kunnen worden op geworpen". Nu vraagt de heer Van Mierlo: „Wat zou Uw standpunt zijn, als de kerk in Breda werd opgericht?" Dit is thans niet aan de orde. Als zich dat geval mocht voordoen, dan zal Spr. zijn standpunt ten opzichte daarvan wel mededeelen. Wethouder VAN MIERLO vindt de wijze, waarop de heer Haaiman zijn vraag beantwoord heeft, weinig bevredigenddeze hult zich daarbij ten aanzien van de principieele vraag in een geheimzinnig waas. Spr. zou het toch op prijs stellen, het standpunt van een zoo* belangrijke raadsfractie als de socialistische in deze principieele kwestie te hooren. De Raad heeft daar recht op, nu alle fracties hun standpunt ten deze hebben uiteengezet. De heer HAALMAN constateert, dat Wethouder Van Mierlo hem een verhoor wil afnemen over zijn houding in gevallen, welke zich op het oogenblik niet voordoen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 108