9 MAART 1933.
125
Wat de kwestie van het gemengd zwemmen aangaat,
deze is nu zoo geregeld, dat daarvoor voorafgaande goed
keuring van Burgemeester en Wethouders noodig is, behalve
voor het gemengd zwemmen van leden van vereenigingen
en van spaarders en hun gezinsleden. Nu wil de heer Van
de Ven dit laatste ook slechts onder goedkeuring van
Burgemeester en Wethouders doen plaats hebben. De zaak
is deze, dat men de spaarders eenige voordeelen wil bezorgen,
waaronder het voorrecht van het baden en familie. Men
mag verwachten, dat dezen uit serieuze overwegingen de
inrichting zullen bezoeken en zich daar behoorlijk zullen
gedragen dit geldt ook voor leden van zwemvereenigingen.
Hieraan ligt dezelfde opvatting ten grondslag als aan de
huidige wijze van carnavalsviering: van te goeder naam en
faam bekend staande vereenigingen veronderstelt men, dat
zij verantwoordelijkheidsgevoel genoeg bezitten om te waken
tegen het voorkomen van excessen. Zoo men het wenscht,
kan echter aan de tweede alinea van de 10de voorwaarde
worden toegevoegd „Burgemeester en Wethouders hebben
de bevoegdheid aan dit gebruik voorwaarden te verbinden.'
De heer VAN DE VEN kan zich goed daarmede
vereenigen.
De heer VISSER wenscht er in verband met de hier
gehouden beschouwingen over de openbare zedelijkheid op
te wijzen, dat al die voorschriften zich beperken tot den
duur van het sub 12 bedoelde contract.
De VOORZITTER Volkomen juist. Als het dan nog
noodig blijkt, zullen algemeene politievoorschriften in het
leven moeten worden geroepen.
De heer Van de Ven heeft ook nog gesproken over
het gemengd zonnebaden. In de voorwaarden wordt dit
niet apart genoemd. Op de maquette, die door leerlingen
der Ambachtsschool is vervaardigd waarvoor hun hier