132 9 MAART 1933. De heer VAN HOUTEN zegt, dat in de Commissie ad hoe niet onder oogen is gezien, of haar werkwijze in strijd zou kunnen zijn met den geest van het Georganiseerd Over leg. Dit blijkt thans inderdaad het geval te zijn; immers de Raadscommissie is verder gegaan dan alleen te beoordeelen hetgeen haar voorgelegd is; zij heeft ook wijzigingen daarin voorgesteld. Spr. gelooft, dat het 't beste is om aan het in gekomen verzoek te voldoen; hij vreest, dat de Raad anders monnikenwerk zal gaan verrichten, want, als men de zaak bij de Gedeputeerde Staten aanhangig maakt, zal zij toch weer hier terugkomen. De heer VAN DE VEN is het niet heelemaal eens met den heer Van Houten. De zaak is door de Raadscommissie goed bekeken, zoodat Spr. zou zeggen: Wij kunnen thans voortgaan met de behandeling der voorstellen, welke in de Commissie voor het Georganiseerd Overleg besproken zijn; de andere, door de Raadscommissie te berde gebrachte wijzigingen kunnen dan naar het Georganiseerd Overleg worden teruggezonden. De VOORZITTER vindt dat geen juiste methode van werkenhet komt hem beter voor, alles of niets te behandelen. De Heer KROONE kan zich ook niet met de door den heer Van de Ven voorgestelde werkwijze vereenigen. Volgde men haar, dan zou de Raadscommissie tegenover de Commissie voor het Georganiseerd Overleg komen te staan, iets waartegen Spr. ernstig bezwaar heeft. De VOORZITTER merkt op, dat het hier een voorstel betrof, dat eigenlijk de vorige maal reeds rijp was voor behandeling in den Raad. Men vond het toen evenwel gewenscht, het voorstel eerst in een commissie ad hoe te doen onderzoeken. Nu is die Commissie met nieuwe zaken gekomenhad zij zich op de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 132