136
9 MAART 1933.
toelichting immers luidde „dat de filmen, die den laatsten
tijd worden vertoond, gezien de recensies, die hieromtrent
in de bladen gegeven worden, en de platen en afbeeldingen,
die als reclame aan de gebouwen worden geëxposeerd, van
dien aard zijn, dat nauwkeuriger toezicht noodzakelijk is."
Blijkbaar was dit voor het College, althans de meerderheid,
alleszins voldoende om ook als trouwe dienaren, aan de
gegeven opdracht te voldoen. Want in het prae-advies over
deze motie, dat in den loop van 1931 aan den Raad werd
uitgebracht, lezen wij het volgende
„Wij hebben nauwgezet overwogen op welke wijze aan
„het verlangen, dat deze motie tot uiting brengt eenvoudig
„en doeltreffend zou zijn tegemoet te komen."
Wel mocht de prompte bediening van den klant Elich
eenige verwondering baren, te meer, waar in het geheele
prae-advies met geen enkel woord wordt gerept van eenig
nader onderzoek naar de juistheid van 's-heeren Elich's
beweringen. Het Dagblad van Noord-Brabant, pardon, de
heer Elich had gesproken en daarmede was voor het
College de zaak al lang klaar. Geen enkel feit wordt door
het College aangevoerd. Dat de heer Elich dit niet doet,
soit, men mag nu eenmaal niet al te veeleischend zijn, maar
van het College had men toch wel een meer ernstige
behandeling van deze, toch niet onbelangrijke aangelegenheid
mogen verwachten.
Wel mag gesproken worden van eene prompte en nette
bediening. Vrees, den heer Elich als klant te verliezen,
behoeft dan ook niet te worden gekoesterd.
Waar komt nu de geheele toelichting van de motie op
neer? De heer Elich heeft wat gezien. Wat heeft hij
gezien? De films, die nauwkeuriger toezicht noodzakelijk
maken 't Mocht wat. De heer Elich heeft de recensies
erover gelezen in de bladen. Zou het nu niet van eenig
belang zijn geweest, dat de heer Elich eens had
vermeld in welke bladen bedoelde recensies verschenen
zijn? Want nu weten wij niet of het „de Kandelaar" of de