138 9 MAART 1933.
waar ieder bij toerbeurt wordt opgeroepen, is steeds de v
meerderheid, ook in alle keurende sub-commissies rechts. a
Zeer zeker mag het merkwaardig worden genoemd, dat i
blijkens de jaarverslagen der centrale commissies, zoo goed v.
als alle uitspraken, pl.m. 96%, gebeuren met algemeene I
stemmen. Er heerscht dus wel eene groote eenstemmigheid.
Geen wonder dan ook, dat wanneer er eens een lid afwijkt c
van de meerderheid, dit niet gebeurt volgens een scheidings- 5 s
lijn in politiek of godsdienstig opzicht. Zoo gebeurt het
dan ook wel, dat een R.K. vóór en een ander R. K. tegen
stemt. En vraagt men mij, noem een R.K., die in de centrale
filmkeuring een rol van beteekenis speelt, dan zal ik een
naam noemen, die toch ook wel voor den Bredaschen
Raad veelzeggend mag worden geacht, n.l.Pater Hyacinth
Hermans. Aan behoorlijk toezicht ontbreekt het dus niet
en geen wonder dan ook, dat de heer Ru ijs in zijn eerste
ontwerp de nakeuring niet had opgenomen. Hij en wijlen
Mgr. Nolens hebben er zich in de Kamer ook meerdere
malen tegen verzet en het is alleen geweest door den
drang der A. R. zijde, die dit verdedigden met het oog op
de autonomie der gemeenten, dat de nakeuring er gekomen is.
In het Zuiden is men nu gekomen met de Katholieke
Filmcentrale, die, hetgeen door de centrale commissie werd
goedbevonden, nog eens na zou keuren. Dit spreekt niet
van al te veel vertrouwen in de R. K. leden in de centrale
filmkeuringscommissie. Bovendien mag het als bekend worden
verondersteld, dat er in R. K. kringen ook velen zijn, voor
wie de R. K. filmkeuring weer niet ver genoeg gaat. Geen
wonder dan ook, dat meerdere malen bijeenkomsten plaats
hebben van de Katholieke pers, de geestelijkheid e.a., om
de oppositie, die maar niet begrijpen kon „waarom de
Katholieke Filmcentrale zoo iets heeft kunnen toelaten'' tot
zwijgen te brengen.
Nu zal Breda ook tot de Katholieke Filmcentrale toe
treden maar dat zal niet veel veranderen aan de plaatjes,
waaraan de heer Elich blijkbaar zooveel aanstoot nam.