142
9 MAART 1933.
van de bioscoop-exploitanten. Bij aansluiting bij de Ver-
eeniging van Noord-Brabantsche en Limburgsche gemeenten,
zal de keuring geschieden door het daartoe geëigende
lichaam: de Katholieke Filmcentrale. Eenig gevaar voor
ongewenschten, éénzijdigen invloed op de keuze van de te
vertoonen films is daarbij niet te vreezen.
De eisch, waaraan goede films volgens de opvatting van
de keurende vereeniging, zooals die is omschreven op het
10 December 1930 te 's-Gravenhage gehouden Eerste
Nationaal Katholiek Filmcongres:
„Onder goede films moet men verstaan films, die voor
„alles aan den negatieven eisch voldoen, dat zij voor
„Katholieken op geenerlei wijze, d.i. noch uit godsdienstig-
„zedelijk, noch uit maatschappelijk oogpunt aanstoot geven"
kan door ons worden onderschreven. Wat voor Katholieken
niet goed genoeg is, is het ook niet voor anderen.
De Katholieke leden der Centrale Commissie zijn, op een
enkele uitzondering na, die zich niet beschikbaar stelde,
tevens degenen, die de nakeuring zullen verrichten. Vrees
voor al te groote bekrompenheid, voorzoover die bij iemand
aanwezig moest zijn, is daardoor niet gemotiveerd.
De keuring strekt zich slechts uit over de z.g. C-films,
dat zijn de films, die door de Centrale Keuringscommissie
toelaatbaar zijn geacht voor personen boven de achttien
jaar. Alle andere films vallen buiten deze nakeuring. En al
bestaat nu bij de Katholieke Filmcentrale de wensch alle
films in de keuring te betrekken, verandering in den tot nu
toe gevolgden regel zal alléén in overleg met den Neder-
landschen Bioscoopbond kunnen worden gebracht. En ten
slotte kunnen de bioscoop-exploitanten zich op grond van
het bepaalde bij artikel 21 van de Bioscoopwet te allen
tijde aan de nakeuring onttrekken.
Mijnheer de Voorzitter. Ik meen, dat hier alle voorwaarden
en waarborgen aanwezig zijn, die het door het College
voorgestelde aannemelijk maken, waarom ik dan ook gaarne
mijn stem daaraan zal geven.