154 9 MAART 1933. en wordt, als ik goed ben ingelicht, voortdurend geringer (150.000 M3. op de 71/3 millioen M3. in 1932). Breda heeft een fabriek, waarvan de capaciteit hoog opgevoerd is, zóó hoog, dat reeds rekening moet worden gehouden met de vraag, wanneer uitbreiding moet plaats hebben. En aangezien dit met moeilijkheden gepaard zal gaan, is de klandizie van Princenhage niet in alle opzichten wenschelijk. Bovendien is de productieprijs van ons gas 4,41972 ct., waarin wèl verwerkt zijn de kosten aan de gasfabriek, maar niet die van den algemeenen dienst. Een prijs van 5 l/a °f 6 ct. is dus voor omstandigheden als wij hier hebben zoo laag, dat ik voor mij dan liever van de klandizie zou afzien. Wanneer Princenhage een belangrijke afnemer was indien de af te nemen hoeveelheid een groot deel van de totale productie vormdeals de productiekosten door de klandizie van Princenhage belangrijk zouden dalen en wij de hoogere productiekosten voor lief zouden nemende duurdere prijzen zouden betalen, liever dan aan Princenhage het gas te willen leveren; als wij ons zelf zouden benadeelen, liever dan aan Princenhage een voordeel te bezorgen, dan zou er van al die slechte eigenschappen van Breda sprake kunnen zijn nu echter niet. Is, zoo redeneerende, Princenhage misschien onverzettelijk? heb ik mij afgevraagd. Wat kost het gas thans aan Princenhage? Ik houd mij daarbij aan de raming van 1933. Princenhage zou afnemen 182.000 M3. en daarvoor betalen f 16.620, Ongeveer 7% gaat op de hoeveelheid verloren. Princenhage krijgt dus slechts 169.260 M3., zoodat de prijs is 9,8 ct. De distributiekosten zijn 5 ct., waardoor de prijs in totaal komt op 14,8 ct. En als Princenhage dus het gas aan zijn ingezetenen levert voor 14 ct., moet het daar geld op toe leggen, zooals dan ook het geval is. Het verlies wordt in het antwoord van Burgemeester en Wethouders geraamd op f 2000,—.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 154