9 MAART 1933. 155 Wij behoeven ons dus niet er over te verwonderen, dat Princenhage naar verbetering streefde. Nu hebben wij in 1924 '25 aan Princenhage voorgesteld, op dezelfde voorwaarden als Teteringen en Ginneken gas van ons te betrekken. Het is zeer te verwonderen, dat Princenhage van dat aanbod geen gebruik heeft gemaakt. Immers 1°. het had dan dadelijk f 46.000 in handen gekregen. Tegen 5 rente gerekend, zou dit een voordeel van f 2300,geweest zijn; 2°. het had een jaarlijksche winst uitgekeerd gekregen, die Burgemeester en Wethouders berekenen op f 2000, Het had dan een jaarlijksch voordeel van f 4300,gemaakt, terwijl het nu een nadeel lijdt van f 2000,'sjaars. Princenhage zou dus f 6300,'sjaars beter af geweest zijn, wat voor de jaren 1926 tot en met 1932 een verschil maakt van f 44.100, Is dat niet onredelijk? En is het dat niet in dubbele mate, als de inwoners dan bovendien nog 14 cent moeten betalen, terwijl zij met 11 ct. hadden kunnen volstaan. De inwoners hebben over 1926 1932 verbruikt 1 187.714 M3. en daarvoor dus f 35.631,42 meer betaald dan het geval geweest zou zijn bij aanneming van het voorstel. In totaal heeft Princenhage dus een verlies geleden van f 80.000 en dat gaat zóó door tot aan den afloop van het contractieder jaar wordt Princenhage benadeeld voor f 6300 r f 4500 f 10800,wat niet noodig geweest zou zijn, als het aanbod van Breda was aanvaard. Natuurlijk, men kan trachten nog grootere voordeelen te behalen, maar het zou toch verstandig geweest zijn hiermede te beginnen. Princenhage heeft groot gelijk, dat het bij Zevenbergen zijn gas gaat halen, als het dat voor 5'/a ct. krijgen kan, en groot gelijk, dat het zijn eigen gas gaat maken, als het dat nog voordeeliger kan doen, maar de handelwijze van Breda verdient niet de kwalificatie van onredelijk en onverzettelijk. Ik kan hieraan nog eenige cijfers toevoegen aan de hand

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 155