9 MAART 1933. 157 komen, tenzij ook aan Breda gas geleverd kan worden. Tevens zou die Directie dan oordeelen, dat het misschien nóg voor- deeliger is, een centrale gasfabriek voor West-Brabant op te richten met aansluiting aan het net der Staatsmijnen. Het is al dadelijk belangrijk te weten, dat, blijkens de ant woorden, Burgemeester en Wethouders van Breda niet af- keerig staan tegenover het ontvangen van mijngas, maar natuurlijk zijn daar bezwaren aan verbonden. Over 1933 zullen wij voor rente en aflossing moeten be talen te zamen f 146.780,35. Breda heeft noodig 6.168.000 M3., zoodat in den gasprijs 2,4 ct. per M3. alleen voor rente en aflossing begrepen is. Ik weet natuurlijk wel, dat de som der aflossing en rente elk jaar geringer zou worden, maar er moet met deze om standigheid toch rekening gehouden worden. Daarbij komt, dat wij aan arbeidsloonen f 151.250, betalen en aan tractementen f 24.000, Daarvan zal een vrij groot bedrag vervallen, maar daarvan zal dan toch wachtgeld betaald moeten worden. Overigens lijkt het mij uit economisch oogpunt niet van beteekenis ontbloot, dat een vrij groote hoeveelheid kapitaal in den vorm van gebouwen, machines en werktuigen ver nietigd wordt. En dan komt daar nog het risico bij, waarop wij in onze dagen meer wellicht dan anders zullen willen letten de kansen van oorlog, revolutie en staking. Dit risico is daarom zoo groot, omdat de productie op één punt zou plaats hebben en de distributie van dat punt uit moet geschieden. Vervolgens nog de toenemende werkloosheid. Het lijkt mij daarom een uitmuntend feit, dat Breda aan de Staatsmijnen gevraagd heeft, onder welke voorwaarden zij het tekort zouden willen aanvullen. Maar, toen de mijnen daarop niet wilden ingaan, heeft Breda gevraagd naar de voorwaarden, waaronder de mijnen al het benoodigde gas aan Breda zouden willen leveren. Mij dunkt, dat uit dit alles wel blijkt, dat Burgemeester

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 157