9 MAART 1933.
159
verplicht, uitnoodigend ten opzichte van de buitengemeenten
op te treden zij nemen derhalve een afwachtende houding
aan. De beantwoording van de vragen strekte er toe aan
te toonen, dat Breda handelbaar is in zake gaslevering.
Men heeft nu meteen gezien, dat het voor Princenhage ook
voordeeliger zou zijn geweest gas van Breda te betrekken.
Ook met waterlevering door Breda, waartoe die zelfde
gemeente indertijd dezerzijds uitgenoodigd is, ware zij goed-
kooper uit geweest. Door aan te sluiten aan het buizennet
der Waterleiding-Maatschappij „Noord-West-Brabant" heeft
zij anderen veel ongerief veroorzaakt, waarvoor Breda niet
verantwoordelijk gesteld kan worden.
Wethouder VAN BUITENEN merkt op, dat de vraag,
welke destijds aan de Staatsmijnen is gesteld betreffende de
levering van mijngas, verband hield met het al of niet aan
schaffen van een nieuwen oven. De zaak is dus niet meer
urgent. Het is nu nog niet zoover, dat men het een of het
ander behoeft te doen. De toekomst voor gas, in verband
met het steeds toenemend verbruik van electriciteit, is niet
te voorzien. Het denkbeeld van den heer Haaiman ver
dient te zijner tijd ernstig overwogen te worden nu is het
nog niet het geschikte moment daarvoor.
Zonder verder© opmerkingen worden opgemelde
vragen en antwoorden daarop voor kennisgeving
aangenomen.
67. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot
toekenning van gratificaties, respectievelijk van f 500 en
f250, aan de gemeente-geneesheeren C. J. M. Pa ij ens en
dr. F. J. C. M. Hofman voor verrichte extra-werkzaamheden,
voortvloeiende uit het vaceeren van de functie van directeur
van den gemeentelijken geneeskundigen en gezondheidsdienst.
De heer MABELIS zou gaarne eenige nadere inlichtingen
hebben. Spr. heeft uit de begrooting van den Geneeskundigen