31 MAART 1933.
177
De VOORZITTER merkt nog op, dat er tusschen deze
Commissie en commissies van gelijke strekking in de andere
overeenkomstige plaatsen in Noord-Brabant contact zal zijn
tot stand te brengen, waartoe Spr. gaarne zijn medewerking
zal verleenen.
18. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot her
ziening van de verordening, houdende aanwijzing van
stemlokalen voor de stemdistricten, waarin de Gemeente is
verdeeld voor de verkiezing van leden van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal, de Provinciale Staten en den Ge
meenteraad.
Zonder eenige bedenking wordt dienovereen
komstig besloten.
19. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot
benoeming van voorzitters, leden en plaatsvervangende leden
van de stembureaux voor de verkiezing van leden van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Provinciale Staten
en den Gemeenteraad.
De heer HAALMAN ziet zich genoodzaakt over dit
voorstel een opmerking te maken. Tot nog toe is het altijd
gewoonte geweest, dat, als er minder stembureaux waren
dan leden van den Raad, de jongste raadsleden niet tot
voorzitter, maar tot lid van een stembureau werden aange
wezen. Nu echter wordt het jongste raadslid, de heer Kraij,
voorgedragen als voorzitter van een stembureau, terwijl
Spr.'s partijgenoot Van Bed af, die veel langer raadslid
is, op de lijst voorkomt als lid van een stembureau. Spr.
doet daarom het voorstel, den heer K r a ij niet als voorzitter
van een stembureau aan te wijzen, doch wèl den heer
Van Bed af.
De VOORZITTER vraagt, of de heer Kraij soms bereid
is zijn plaats als voorzitter af te staan aan den heer Van
Bedaf.