238
21 APRIL 1933.
De VOORZITTER verklaart, dat daartegen geen be
zwaar bestaat.
Met inachtneming van de door den Voorzitter
en den heer Haaiman aangegeven wijzigingen,
wordt alsnu artikel 4 goedgekeurd en vastgesteld.
Artikel 5 wordt zonder eenige bedenking goed
gekeurd en vastgesteld.
Artikel 6.
De heer H AALMAN heeft bezwaar tegen de tijdsbepaling
van ten hoogste 5 minuten, welke in dit artikel is opgenomen.
Hij vindt het niet juist, dien tijdsduur in een verordening
vast te leggen; men kan dat beter aan den directeur van
den Reinigingsdienst overlaten.
Wethouder BRANTJES antwoordt, dat bedoeld werk
door één man gemakkelijk in den tijd van 5 minuten kan
worden verricht; in de practijk heeft deze bepaling tot dus
ver geen bezwaar opgeleverd; zij wordt op coulante wijze
uitgevoerd. Spr. is dan ook niet bereid, haar uit de veror
dening te lichten.
De heer HAALMAN kan zich, na de toelichting van den
Wethouder, met de bepaling in kwestie vereenigen. Hij zou
evenwel de laatste alinea van dit artikel, luidende „Voor
de berekening wordt de tijdsduur vermenigvuldigd met het
aantal der werklieden, die hulp hebben verleend", willen laten
vervallen, daar die zaak al onder c geregeld is; de toe
voeging der laatste alinea is dan ook absoluut overbodig.
De VOORZITTER zegt, dat tegen schrapping der laatste
alinea inderdaad geen bezwaar bestaat.
Met inachtneming van deze wijziging wordt ar
tikel 6 daarop goedgekeurd en vastgesteld.