21 APRIL 1933. 239 Artikel 7 wordt zonder eenige bedenking goed gekeurd en vastgesteld. Artikel 8. De heer HAALMAN merkt op, dat in dit artikel in plaats van „overige alinea" moet worden gelezen „vorige alinea" en dat het woord „andere", met betrekking tot twijfelachtige gevallen gebezigd, dient geschrapt te worden. Met inachtneming van deze wijzigingen wordt artikel 8 goedgekeurd en vastgesteld. Artikel 9. De heer HAALMAN merkt op, dat de tweede alinea van dit artikel, luidende: „Tot het sluiten van de in dit artikel bedoelde overeenkomst zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd", onjuist is; „Burgemeester en Wethouders" moet zijn „de Burgemeester", aangezien het hier een buiten ge rechtelijke rechtshandeling betreft. Daar echter artikel 78 der onlangs herziene Gemeentewet bepaalt, dat de burgemeester de gemeente vertegenwoordigt bij alle buitengerechtelijke rechtshandelingen, die voor haar moeten worden gedaan, is het dus vanzelf sprekend, dat de Burgemeester bevoegd is tot het sluiten van de in dit artikel bedoelde overeenkomsten en kan deze alinea gevoeglijk vervallen. Wethouder VAN BUITENEN merkt op, dat de heer Haaiman zich vergist; bedoelde alinea slaat op het vast stellen van den materieelen inhoud der overeenkomst. De VOORZITTER verklaart ook, dat het hier niet gaat over de formeele sluiting der overeenkomst, doch over het vaststellen van den inhoud.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 239