242 21 APRIL 1933. die van het bijzonder onderwijs, hetgeen onbillijk zou zijn. Vervolgens zegt Spr., dat hij van meening is, dat de kosten der onderscheidene gemeentelijke takken van dienst zoo nauwkeurig mogelijk moeten kunnen worden bepaald. Daarom is hij het met de Reinigingscommissie eens, dat men die niet van de betaling van rechten moet vrijstellen. Wethouder VAN BUITENEN merkt, naar aanleiding van de woorden van den heer Haaiman, op, dat hij. van meening is, dat men er met het opnoemen van de in artikel 252 der Gemeentewet bedoelde takken van dienst niet is immers, er zijn nog andere gemeentelijke instellingen, zooals b.v. het Gymnasium. De heer HAALMAN Die komen in de tweede alinea van artikel 15 aan de beurt. Wethouder VAN BUITENEN zou de daarin genoemde instellingen niet alle willen vrijstellen hij acht daarvoor geen termen aanwezig, waar het instellingen betreft, waar mede de Gemeente op financieel gebied geen verhouding heeft of alleen met een vast bedrag subsidiëert. Hij heeft er geen bezwaar tegen, in de eerste alinea ook de Gemeente- Reiniging zelf op te nemen onder de takken van dienst, welke geen rechten verschuldigd zijn. Den heer Mabelis antwoordt Spr dat er geen bezwaar tegen bestaat om in de boeken van de Gemeente-Reiniging aan te teekenen, welke diensten zij heeft bewezen aan de vrijgestelde takken van dienst. Dit is veel eenvoudiger dan hetgeen de heer Mabelis wil, aangezien daarmede veel last en omslag gemoeid zou zijn. Het bezwaar van de Reinigingscommissie, dat vrijstelling aanleiding zou geven tot overmatig gebruik van den Reinigingsdienst, acht Spr. niet ernstig.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 242