256
21 APRIL 1933.
crisistijd een verwijt over te weinig stabiliteit te hooren maken.
Het is immers niet mogelijk onder de huidige abnormale
omstandigheden op het gebied van belastingheffing stabiliteit
te handhaven! Nu de heer Haaiman met dit ongemoti
veerde verwijt komt aandragen, wil Spr. er ook weieens
op wijzen, dat, als de voorstellen van den heer Haaiman
uit het jaar 1930 waren aangenomen, men reeds langen tijd
nog veel dieper in het moeras gezeten zou hebben dan nu
het geval is. Als we zien en lezen, dat de voor 1933 uit
getrokken bedragen voor werkloozen- en armen-zorg, die
het vorig jaar zoo goed mogelijk geschat waren, na vijf
maanden belangrijk verhoogd moeten worden, terwijl daarop
bij de behandeling van de gemeente-begrooting 1933 door
niemand is gewezen ieder meende dus, dat zij juist waren,
ook de heer Haaiman dan gaat het toch niet aan te
zeggen: „Waar blijf je nu met je stabiliteit?"
Een verhooging van 52 tot 78 opcenten valt inderdaad
niet mee. Spr. heeft dit echter al lang geleden zien aankomen
en heeft daarom altijd gewaarschuwd tegen het doen van
niet strikt noodzakelijke uitgaven. De heer Haaiman ziet
het volgend belastingjaar met angst tegemoet Men behoeft
dit nog niet met angst te doen, mits men in den loop van
dit jaar buitengewone maatregelen treft en zich ter dege
rekenschap geeft van de bijzondere zorg, welke de gemeente-
financiën in dezen benarden tijd eischen.
De heer HAALMAN zou alleen nog even willen wijzen
op hetgeen bij de behandeling van de gemeente-begrooting
voor 1933 door zijn partijgenoot G r u ij s is aanbevolen,
namelijk voor crisis-uitgaven te leenen op korten termijn.
Spr. geeft Burgemeester en Wethouders dat denkbeeld in
overweging bij het opmaken der begrooting voor 1934.
Wethouder VAN BUITENEN kan den heer Haaiman
daarop antwoorden: Lees eens, wat Uw pa tijgenoot Drees
in Den Haag daarover gezegd heeft; wij sluiten ons daarbij
volkomen aan.