21 APRIL 1933. 259
weten, of er wèl toestemming gegeven zou zijn, als er geen
brochures verkocht waren geworden.
De VOORZITTER antwoordt, dat de reden voor af
wijzing van het verzoek niet kleingeestig is; zij gaat in de
eerste plaats uit van de gedachte, dat men den openbaren
weg voor het verkeer moet openhouden. Dit is ook de reden,
welke zich in het algemeen verzet tegen de toelating van
Z.g. luidspreker-auto's in de stad; als men dergelijke dingen
regelmatig gaat toestaan, komt men van het een in het
ander en wordt de openbare weg een openluchttheater. Ten
slotte merkt Spr. op, dat deze afwijzende houding niet alleen
is aangenomen tegenover de A.J.C.
De heer GRUIJS vraagt, wie in deze wordt aangemerkt
als degene, die de wanorde schept.
De VOORZITTER zegt, dat hij de oorzaak daarvan zou
zijn, door het verzoek in te willigen.
De heer GRUIJSDat bedoel ik niet.
De VOORZITTER En in de tweede plaats degene, die
aanleiding geeft.
De heer VAN HOUTEN zegt, dat men hier wel erg
angstvallig is op dit punt; in andere gemeenten van Noord-
Brabant worden dergelijke demonstraties wèl toegestaan.
Hier heeft men aan de weigering heel handig den verkoop
van brochures van propagandistische strekking ten grond
slag gelegd, doch vroeger zijn verzoeken van gelijke strekking
ook wel geweigerd, zonder dat er sprake was van verkoop
van brochures. Spr. dringt er op aan, voortaan gelegenheid
te geven om te demonstreeren.
Wat het toelaten van luidspreker-auto's in de stad be
treft, zegt Spr., dat een vergunning daarvoor aan de S.D.A.P.
geweigerd is, terwijl zij wèl is verstrekt voor een auto,