260
21 APRIL 1933.
welke op die wijze reclame maakte voor een zeker wasch-
middel, niettegenstaande daarop toch evenzeer van toepas
sing is, dat zij het verkeer kan belemmeren. De zaak, waarom
het hierbij eigenlijk gaat, is dan ook deze, dat het gemeente
bestuur van Breda en speciaal de Burgemeester het maken
van reclame voor de S.D.A.P. wil bemoeilijken. Een bewijs
daarvoor van recenten datum is het plak- en kladverbod;
de politie scheurt de verkiezingsrelames van de S D.A.P. af
en laat die van de R.K. Staatspartij onaangeroerd.
De VOORZITTER zegt, dat een dergelijke bewering niet
opgaat. Er wordt hier op het oogenblik nog niet van over
heidswege tegen een zekere partij opgetreden. De door den
heer Van Houten gewraakte politiek wordt tegenover
ieder gevolgd.
Ten slotte zegt Spr., dat, als men de jeugd wil laten
demonstreeren, men dat liever moet doen op de heide; dat
is gezond en men bezorgt er niemand overlast mede.
De heer KROONE komt op tegen de bewering van den
heer Van Houten, dat alleen de verkiezingsreclames van
de S.D.A.P. afgescheurd worden en niet die van de R.K.
Staatspartij; zulks komt aan beide zijden voor. Spr. wijst
er in dit verband op, dat men aan de huizen zijner aan
hangers met hun toestemming vrijelijk kan plakken.
Hiermede is de bespreking van deze aange
legenheid geëindigd.
33. Vragen van het raadslid B. Cohen, in zake aan
houding van colporteurs met het orgaan „Neen" der Inter
nationale Socialistische Anti-Oorlogsliga, met antwoord van
den Burgemeester, een en ander luidende als volgt
1. Is het U als hoofd der Politie bekend, dat op Zaterdag
25 Februari j.l. des avonds ongeveer half acht een
viertal personen, die voor den ingang van de zaal