300
12 JUNI 1933.
„collecties-stukken en verwachtingen van dien aard, een en
„ander wijst op den gunstigen toestand van dezen tak onzer
„administratie; daarin is echter evenzeer de reden te lezen,
„waarom met een twaalftal werkuren voor den archivaris
„niet kon worden volstaan. Deze is dan ook regelmatig
„zonder extra vergoeding een veel grooter aantal uren in
„de week aanwezig.
„Ter adstructie van het vorenstaande worde er nog op
„gewezen, dat van hoogerhand het archiefgebcuw na
„nog eenige aangebrachte verbeteringen tct beveiliging
„tegen brandgevaar is geplaatst op de lijst der instellingen,
„waaraan rijksarchivalia zonder voorafgaande formaliteiten
„ter raadpleging en in duurzame bewaring kunnen worden
„gegeven. Aldus verkrijgt het archief belangrijke hoeveel-
„heden rijksarchivalia, voor Stad en Baronie van groote
„historische beteekenis, in bruikleen. Dit is uiteraard van
„gewicht voor de archiefbezoekers en verhoogt zeer de
„waarde van onze instelling. Wij hebben dan ook reeds
„vóór enkele jaren den Minister van Onderwijs, Kunsten
„en Wetenschappen verzocht den Rijksarchivaris in Noord-
„brabant op te dragen de Kerkelijke doop-, trouw- en
„begraafboeken en andere overlijdensregisters, dateerend
„van vóór de invoering van den Burgerlijken Stand, op
„Breda betrekking hebbende, aan de gemeente tot weder
opzegging in bewaring te geven. Dit gaf aanleiding tot
„de bij Uw besluit van 30 September 1931 in de instructie
„van den gemeente-archivaris en het Reglement op het
„Oud-Archief aangebrachte wijzigingen.
„Voorts is onlangs hierheen het z.g. nieuwe Stadsarchief
„overgebracht. Nader zal zijn te bezien hoe de definitieve
„ordening daarvan zal zijn aan te vatten.
„Het komt ons voor, na ter zake den Rijksarchivaris in
„Noordbrabant te hebben gehoord en een overzicht ver
kregen te hebben van den toestand in andere gemeenten
„van historische beteekenis, dat de huidige vier werktijden
„van gezamenlijk twaalf uren moeten worden uitgebreid tot
