308
12 JUNI 1933.
De heer VAN DER VEN zegt het volgende:
Het is niet de eerste maal, Mijnheer de Voorzitter, dat
hier op den toestand, vermeld in dit adres van de
Vereeniging „Westerkwartierde aandacht wordt gevestigd.
Bij de behandeling van de begrootingen en in verschillende
vergaderingen is daarop door mij en meerdere andere leden
van den Raad reeds gewezen.
Nu zeggen Burgemeester en Wethouders in hun prae-
advies voor wat punt II van dit adres betreft
„Deze bestrating, die enkele duizenden guldens zal kosten,
„kan worden aangebracht, nadat de overdracht van den
„weg aan de Gemeente een feit is geworden.
„De toestand van den berm eischt niet zoodanige
„dringende verbetering, dat in hei stadium, waarin de
„overneming van de traversen der rijkswegen zich bevindt,
„afzonderlijke pogingen om tot bestratingen te komen
„noodzakelijk zijn".
Ik kan niet begrijpen. Mijnheer de Voorzitter, dat deze
bestrating duizenden guldens zal moeten kosten, mij is van
deskundige zijde medegedeeld, dat het met enkele tientallen
guldens in orde zou te maken zijn.
Waarom is, toen enkele jaren geleden die weg door het
Rijk geheel in orde is gemaakt, niet op dezen toestand
gewezen of verzocht zulks op kosten van de Gemeente te
mogen doen
Ik wil het hier niet bevestigen om reden ik zulks niet
kan, maar ik zou willen vragen Is door het College bij
het Rijk daarop wel reeds voldoende de aandacht gevestigd,
niet alleen dat het daar bij slecht weer steeds een modderpoel
is, maar nog meer en dat is juist de hoofdzaak -in
het belang van het veilig verkeer. Wanneer ik daar het
drukke verkeer gadesla en de auto's en andere voertuigen,
die van uit de richting Princenhage komen en moeten uit
wijken naar rechts voor het verkeer, dat vanuit de stad
komt, zou het mij niet verwonderen, als daar nog eens