12 JUNI 1933. 311 De heer VAN ARENDONK merkt op, dat de situatie- teekening eerst Donderdag 8 dezer bij de stukken is gelegd. Wat de zaak zelve betreft, is Spr. het. wat de kwestie der verlichting aangaat, eens met den heer Van der Ven. De heer MEIJVIS herinnert er aan, dat ook van de zijde van Spr.'s fractie bij de behandeling der begrooting op de slechte verlichting ter plaatse is gewezen. Ook ten opzichte van de muziektent zou Spr. het verzoek, al zij het dan op primitieve wijze, willen zien ingewilligd. Wethouder VAN MIERLO zegt, dat hij, evenals de heer Van der Ven, met betrekking tot de bestrating bij den politiepost, ook het zelfde liedje moet zingen; zoolang namelijk de grond eigendom van het Rijk is, achten Burgemeester en Wethouders het om principiëele redenen ongewenscht, hangende de onderhandelingen over de over dracht aan de Gemeente, tot bestrating over te gaan. Laat adressanten zich eens wenden tot den Rijkswaterstaat misschien zal, als meerderen daarop aandringen, meer succes worden bereikt. De heer Van der Ven heeft gezegd, niet te kunnen begrijpen, dat dit bestratingswerk duizenden guldens zal kosten. In dit verband wijst Spr. hem op het feit, dat ook het in orde brengen van den Zuidelijken berm van den Bredascheweg daaronder begrepen is. Hetgeen de heer Van der Ven over de verlichting heeft opgemerkt, heeft Spr. niet precies kunnen volgen. Er zal evenwel nota worden genomen van die aanwijzingen, welke te bevoegder plaatse zullen worden bezien. Wat de muziekuitvoeringen aangaat, zegt Spr., dat iets hem in dit adres sterk heeft gefrappeerd, namelijk de bewering, dat de Marktconcerten een voortdurende concurrentie voor

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 311