338
12 JUNI 1933.
en suikerwerken, en van die, waarin uitsluitend of in
hoofdzaak sigaren, sigaretten en tabak wordt verkocht,
resp. met zeven en vier uren.
Wanneer ik nu iets over deze voorstellen wil zeggen,
dan doet zich hier het eigenaardige verschijnsel voor, dat
ik nagenoeg kan volstaan met te putten uit wat door
Burgemeester en Wethouders in de schriftelijke toelichting
en de mondelinge behandeling in dezen Raad van de eerste
verordening in de vergadering van 29 April van het vorige
jaar, tegen wat nu wordt voorgesteld, is aangevoerd.
Op de vraag van ons geacht medelid, den heer Loonen:
,,of niet de mogelijkheid bestaat om voor Breda als seizoen
plaats ontheffing te krijgen voor de Zondagen, vallende in
de zomermaanden werd door U, Mijnheer de Voorzitter,
geantwoord „de wet regelt de materie trouwens vrij uit
voerig, daarbij als algemeenen regel uitgaande van Zondag-
sluiting. Zou men nu in Den Haag zoo royaal zijn met
,,het toestaan van afwijkingen, dat Breda, waarvan men
eigenlijk niet kan zeggen, dat het in omstandigheden ver-
keert, welke het 's Zondags open zijn der winkels in het
zomerseizoen wettigen, daarvoor in aanmerking kwam,
,,dan zou de wet feitelijk te zeer effect verliezen
Hier wordt geconstateerd
le. dat Breda niet in omstandigheden verkeert, welke
het 's Zondags open zijn der winkels in het zomer
seizoen wettigen, en
2e. zou men in Den Haag toch ontheffing verkenen,
dan zou de wet te veel effect verliezen.
Nu zou men hiertegen kunnen aanvoeren, dat thans
slechts voor een deel der winkels, namelijk voor een tweetal
groepen, een langere openstelling in de zomermaanden
wordt voorgesteld, dat dus naar een compromis is gezocht.
Maar, Mijnheer de Voorzitter, bij de voorstellen van
het vorige jaar waren o.m. ook een tweetal verzoeken over
de Zondagsluiting, n.l. voor de banketbakkers en de sigaren
winkels.