346 12 JUNI 1933. terwijl dit artikel ontheffing van de bepalingen der Winkel sluitingswet verleent aan banketbakkerswinkels en winkels in chocolade en suikerwerken, die over het algemeen met personeel werken, de kleine buurtwinkeltjes, die „van alles en nog wat" verkoopen en die niet met personeel werken, niet van de nieuwe regeling kunnen profiteeren. Hij zou daarom aan deze bepaling een zoodanige uitbreiding willen geven, dat ook de z.g. buurtwinkeltjes daaronder komen te vallen; men ziet immers in vele seizoenplaatsen zelfs wel, dat alle winkels op Zondag open mogen zijn. Spr. zou derhalve gaarne zien, dat in artikel 1, sub 0, in plaats van „winkels, waar uitsluitend of in hoofdzaak brood, banket, suikerwerken en chocolade wordt verkocht" werd gelezen: „winkels, waar eet- en drinkwaren worden verkocht". De heer LOONEN merkt op, dat de ontheffing niet af hankelijk wordt gesteld van het al of niet hebben van personeel. De VOORZITTER kan de redenen, welke den heer Haaiman tot zijn denkbeeld leiden, wel begrijpen, doch men moet één van beide doen: de regeling zóó maken, dat slechts winkels, die uitsluitend of in hoofdzaak bepaalde artikelen verkoopen, daaronder vallen of zóó, dat meerdere winkels daaronder begrepen zijn en wel dezulke, die naast die artikelen ook andere verkoopen. In het laatste geval wordt echter de controle veel moeilijker, hetgeen een groot bezwaar oplevert. Een ander bezwaar tegen hetgeen de heer Haaiman wenscht, is gelegen in het feit, dat bij het ontwerpen van deze regeling de redactie van de Nijmeegsche verordening op den voet is gevolgd, gaat men nu die regeling te veel uitbreiden, dan wordt dit misschien een reden tot afwijzing. De heer COHEN verklaart, tegen het bepaalde onder a en b te zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 346