4 AUGUSTUS 1933. 373 „spreekt vanzelf, dat bij het aanbrengen van de electrische „verlichting geen gaslichten kunnen vervallen, aangezien „dit met het oog op storingen in de electrische verlichting „onverantwoordelijk zou zijn. „De door den heer Van der Ven aanbevolen ver- „lenging van het verhoogde middenpad in de richting van „Princenhage, lijkt ons niet gewenscht met het oog op het „rijverkeer. „Het oprijden van het verhoogde middenpad (Haagweg) „door ter plaatse onbekenden, zal op afdoende wijze voor komen kunnen worden door daar een schijf met pijl te „plaatsen; daaronder zou nog een drietal roode glazen „kristallen kunnen worden aangebracht. Zoowel de pijl als „de roode kristallen worden door de verbeterde straatver lichting voldoende belicht. „Het aanbrengen van een verlichten pijl lijkt ons in geen „enkel opzicht noodig. De aanschaffing daarvan is vrij duur. „Bovendien kost de verlichtingsaanleg, daarvoor benoodigd „f 50. en het jaarlijksch stroomverbruik en onderhoud „f 12 Deze kosten kunnen gevoeglijk bespaard worden. „Op grond van het bovenstaande verdient het aanbeveling „de verbetering in kwestie te doen uitvoeren, zooals is „aangegeven in ons prae-advies op het verzoek van bewoners „van het Westerkwartier, waardoor dan tevens wordt „voorkomen ontsiering door hooge masten en overspanningen. De heer VAN DER VEN kan zich met deze beschou wingen niet geheel vereenigen. Hij heeft in de uiteenzetting gemist een kostenberekening van hetgeen hij gevraagd heeft. Ook ziet Spr. de noodzakelijkheid niet in van het maken van een overspanning van de Oranjeboomstraat naar de Dijklaan. Op verschillende punten der stad staan reeds booglampen; Spr. vraagt, waarom ook hier geen boog lampen worden geplaatst. Wethouder BRANTJES merkt op, dat een 600-kaarslamp

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 373