4 AUGUSTUS 1933.
387
tegen staat voor Spr. vast. Aanvrager had het gebouw
kunnen laten staan en dan was er niets tegen te doen Men
had dan een gebouw van 8 M. hoogte gehad. Om deze
reden zou Spr. willen toestaan te bouwen tot een hoogte
van 5,60 M.
Wethouder VAN BUITENEN waarschuwt, dat men
zich goed rekenschap moet geven van hetgeen men doet.
Zou de Raad de ontheffing tot een hoogte van 5 60 M.
toestaan, dan wordt het betreffende artikel der Bouwver
ordening tot een aanfluiting gemaakt. Waarom is de be
trekkelijke bepaling in die verordening opgenomen, vraagt
Spr. Juist, om licht- en luchtbenemende bebouwing in de
binnenstad tegen te gaan; daarom is voorgeschreven, dat
men nooit hooger dan 4 M. mag bouwen Als men de
aanvrage boven de grenzen der verordening toestaat, dan
kan men de bepaling z. i. beter afschaffen.
De heer MEIJVIS zal, met het oog op de consequenties,
vóór het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen.
De heer VAN DE VEN verzoekt deze zaak aan te houden,
aangezien hij de stukken niet bestudeerd heeft.
De VOORZITTER zegt, dat belanghebbende reeds aan
het bouwen is en dat hij dus met uitstellen der behandeling
niet gebaat is. Daarom heeft Spr. een uiteenzetting gegeven.
Dit zijn de feiten en geen andere, zoodat nadere bestudeering
hem overbodig voorkomt.
Daarop stelt hij aan de orde de stemming over het prae-
advies van Burgemeester en Wethouders. Wordt dit aan
genomen, dan sluit dit in, dat adressant de gevraagde
ontheffing onder nader te stellen voorwaarden wordt toe
gestaan, echter met dien verstande, dat niet hooger mag
worden gebouwd dan 4 M.