40
25 JANUARI 1933.
Wethouder VAN MIERLO zegt, dat er voor de op
merking van den heer Me ij vis geen reden is. Spr. heeft
nog niet lang geleden een staatje aan den Raad overgelegd,
waaruit bleek, dat aan de besteksbepaling in kwestie in de
practijk steeds de hand wordt gehouden.
Den heer Kuijlaars antwoordt Spr., dat het in de be
doeling ligt, de gronden, rondom den nieuwen weg gelegen,
meteen bouwrijp te maken
De heer MEIJVIS merkt op, dat men zich bij de kabel
legging voor het radiodistributiebedrijf niet aan de hier
toegezegde 90°o Bredasche arbeidskrachten gehouden heeft;
er is toen zelfs een aanmerkelijk lager percentage voor
geschreven. Spr. heeft dus z.i. wel het recht om aan de
cijfers van den heer Van Mierlo te twijfelen.
De VOORZITTER zegt, dat die kabellegging bijzondere
technische eischen stelde, tengevolge waarvan zij in hoofd
zaak door geschoold personeel moest worden uitgevoerd,
overigens is echter wel degelijk rekening gehouden met het
voorgeschreven percentage Bredasche arbeiders.
Den heer BROOS is het opgevallen, dat er op de
begrooting van dit werk zoo'n groot bedrag is uitgetrokken
voor algemeene onkosten, namelijk 20°|o, terwijl daarvoor
in andere gevallen altijd maar 10 °o wordt geraamd.
Spr. vraagt, waarom dit is gebeurd.
Wethouder VAN BUITENEN antwoordt, dat het niet
juist is te spreken van „anders wordt 10% geraamd en nu
20 omdat het percentage algemeene kosten voor ver
schillende werken en in verschillende dienstjaren anders kan
en zal zijn. Het bedrag is, evenals de begrooting, slechts
een raming, d.w.z. het bedrag staat nog geenszins vast,
Door Burgemeester en Wethouders moet nog worden
bepaald, hoe die algemeene kosten over de verschillende
werken omgeslagen moeten worden.