4 AUGUSTUS 1933.
415
,aan te nemen, waar de gemeentelijke verordening betreffende
,het gymnasium in art. 5 bepaalt: „Onvermogenden worden
.kosteloos toegelaten" Een beperking is ock daar niet
.gesteld. Wel zou bij het bestuur der stichting, naar onze
.meening, kunnen worden aangedrongen te trachten van de
.buitengemeenten eenig meerder subsidie te krijgen nu uit
,de verstrekte gegevens blijkt, dat in 1932 Breda f 58.2!
,en de buitengemeenten f 36.36 gemiddeld per leerling sub
sidieerden.
,,Ad. 2. In zake mogelijke beperking der uitgaven moge
,het volgende dienen:
,,De totale kosten bedroegen in 1932 per leerling voor
„het gymnasium f 736.74 en voor het lyceum f 685.59,
.waarbij ten einde een juiste vergelijking te kunnen maken
,de rente en aflossing der stichtingskosten van het lyceum
.buiten aanmerking zijn gelaten. Hoewel dus de kosten per
„leerling voor het lyceum beduidend lager zijn dan voor
„het gymnasium, werd aan het bestuur nog een specificatie
„en toelichting gevraagd der uitgaven, welke niet voor rijks-
„subsidie in aanmerking komen en geheel voor rekening
„van het bestuur blijven. Door het bestuur werden ter zake
„uitvoerige gegevens verstrekt waaruit ons is gebleken, dat
„een eanigszins beteekenende vermindering van uitgaven
,voor het bestuur niet mogelijk is.
„Waar het eenerzijds zeker is, dat ook 1933 en waar
schijnlijk nog volgende jaren, exploitatie-tekorten zullen
„opleveren, welke noch door vermeerdering van inkomsten,
„noch door vermindering van uitgaven te vermijden zullen
„zijn en ook niet meer, evenals vroeger, uit het „aanvangs-
kapitaal" kunnen worden gedekt, zal het ter voorkoming
„van sluiting der instelling noodzakelijk zijn, dat op andere
„wijze meerdere inkomsten worden verkregen. Het bestuur
„der Stichting ziet daartoe geen andere mogelijkheid dan
„verhooging van het subsidie der gemeente, hetwelk tot
„nu toe ongeveer f8100.— bedraagt en berekend wordt
