4 AUGUSTUS 1933.
417
De heer HAALMAN merkt op, dat bij de behandeling
der begrooting voor het dienstjaar 1933 Burgemeester en
Wethouders een nota hebben overgelegd aan den Raad,
waarin gemotiveerd werd uiteengezet, dat de subsidies met
10 a 20 o moesten worden verminderd. Spr. heeft toen de
vraag gesteld, of deze nota ernstig bedoeld was, n 1. be
trekking had op alle subsidies. In de raadsvergadering van
22 December 1932 heeft Spr. opzettelijk een motie ingediend,
strekkende om niet tot verlaging der subsidies over te gaan.
Toen daarop een principieele uitspraak werd verkregen,
heeft Spr. die motie ingetrokken. In diezelfde vergadering
heeft Spr. nog verklaard te betreuren, dat het prae-advies
op het verzoek van het R. K. Lyceum tot verhooging van
subsidie nog niet was verschenen, hoewel dat was beloofd.
Spr. wijst er dan op, dat op het oogenblik wordt voor
gesteld, het subsidie aan het Lyceum voor het jaar 1933
met f 2000.te verhoogen. Spr. wil de motieven, welke
wellicht aanleiding tot deze verhooging kunnen hebben ge
geven, buiten beschouwing laten; hij houdt alleen vast aan
de principieele beslissing ter zake bij de begrootingsbehan-
deling genomen. Toen is het subsidie voor het Lyceum met
f 1000.verlaagd; thans wordt voorgesteld het subsidie
met f 2000.te verhoogen, zoodat in feite, inwilliging van
dit verzoek beteekent, een verhooging van 10 °0 van het
oorspronkelijk subsidie. Spr. vindt, dat hierdoor onrecht
wordt aangedaan aan andere gesubsidieerde vereenigingen
en instellingen.
Aangezien dit voorstel in strijd is met de door hem ver
melde principieele uitspraak bij de begrooting gegeven, zal
hij er tegen stemmen. Spr. herhaalt, dat hij niet ingaat op
de argumenten van Burgemeester en Wethouders, doch dat
zijn afwijzing gegrond is op het feit, dat men in strijd zou
komen met meergenoemde principieele verklaring, welke
Spr. gehandhaafd wil zien.