418
4 AUGUSTUS 1933.
De heer KROONE zegt, dat bij de behandeling der ge
meente-begrooting voor het dienstjaar 1933 reeds een ver
zoek van het R K. Lyceum om verhooging van subsidie
was ingekomen. Toén is ook gezegd, dat het verzoek van
het R K Lyceum als zoodanig nader kon worden bekeken.
Spr acht het ook onjuist, dat de heer Haaiman zich los
maakt van de motieven van Burgemeester en Wethouders,
welke aanleiding tot dit prae-advies zijn. Bewilligt de Raad
in het voorstel van Burgemeester en Wethouders, dan krijgt
het Lyeeum bij lange na niet hetgeen gevraagd is. Ook
komt men naar Spr.'s meening niet in strijd met de bij de
begrooting gedane toezegging. Men moet goed onderscheiden
naar den aard der vereenigingener zijn er talrijke welke
niet staan of vallen met een beperking van subsidie. Dit
is wel het geval met het Lyceum, indien men het voorstel
van Burgemeester en Wethouders afwijst.
De heer MABELIS zegt het volgende:
Mijnheer de Voorzitter.
Ten aanzien van het door den heer Haaiman aange
voerde, onderschrijf ik volkomen wat daartegen door den
heer Kroone is ingebracht. Het is niet vol te houden,
dat bij de vermindering der subsidies bij de begrotings
behandeling meteen over deze aanvrage zou zijn beslist.
De vraag, of de door het Bestuur van het R. K. Lyceum
gevraagde subsidieverhooging behoort te worden verleend,
is m. i. in principe niet moeilijk te beantwoorden. Het be
ginsel, dat onze Lager Onderwijswet beheerscht, behoort
ook hier maatgevend te zijn.
Het bijzonder onderwijs behoeft niet met overheidssteun
in gunstiger conditie te worden gebracht dan het openbaar
onderwijs.
Maar er dient ook tegen gewaakt, dat aan ouders, die
hun kinderen naar de bijzondere scholen willen zenden,
geen zwaardere lasten worden opgelegd dan aan hen, die